Het is middernacht in New York. Een man rijdt in een taxi naar zijn hotel. Een sirene sterft weg, een zwerver kruipt in zijn kartonnen onderkomen naast het stomende ventilatierooster van de metro. De man in de taxi doet zijn ogen dicht. Hij is op de maan geweest, in de Mare Tranquillitatis. Hij heeft de aarde in één oogopslag gezien, de aarde op zien komen, de donkere kant van de maan gezien. Hij opent zijn ogen.
Otto wordt wakker
Otto heeft moeite met wakker worden. Hij heeft een zonsopkomst op de maan gedroomd. Zoals zo vaak heeft hij op de donderdagavond een voorschot genomen op het weekend en lag hij pas om één uur in bed. Onder de douche komen flarden van het bridgespel op het internet van de vorige avond terug. Slecht gespeeld, te veel gedronken, dat weet hij nog wel. Hij moet Eva toch eens de Jacoby conventie leren. Nu kwam hij tot twee keer toe met zijn sterke kaart op tafel te liggen, waar die Noorse tegenstanders onmiddellijk van profiteerden.
Otto drukt op de shampoohouder tegen de douchewand. Tevergeefs. Shit, denkt Otto, waarom doen ze toch niet meteen nieuwe shampoo in de houder? En suiker in de suikerpot als die leeg is? Tegelijkertijd bedenkt Otto dat hij dat zelf ook niet altijd doet, of vergeet. Nou ja, dan vandaag het haar maar niet gewassen denkt hij. De na-vulfles zal hij toch niet kunnen vinden, zeker niet met maar vijf uur slaap achter de rug. Het scheren slaat hij ook maar over. Vandaag heeft hij op het werk toch geen afspraken met externen en een beetje zwarte stoppels zijn in de mode tegenwoordig.
Tijdens het tandenpoetsen kijkt Otto in de spiegel. Gisteren, na het avondeten, haalde Susan, zijn oudste dochter, haar geboortefotoboek tevoorschijn. Ze is bijna jarig. Otto stopt even met poetsen en bijt op de tandenborstel. "Pap, wat was je toen eigenlijk nog een broekie" had Susan gezegd. Een foto van bijna 18 jaar terug. Geen bierbuik te zien, gitzwart haar. Blije ogen, die onwennig, maar vol verwachting, waren gericht op het nieuwe leven in zijn armen, op Susan. Big smile. En zijn hoofd, zo smal!
Otto brengt zijn hoofd wat dichter bij de spiegel en zoomt in op zijn ogen: doffig bruin, het oogwit doorlopen met rode adertjes, melancholie. Een dikke kop om de ogen heen, het haar behoorlijk grijs, groeven langs beide kanten van zijn neus, de beginnende onderkin. Met zijn tandenborstel in de mond grimast hij naar zijn blote lijf, doet een stap achteruit, legt achter zijn rug de gebalde linker vuist in zijn rechterhand, spant de spieren in zijn rechter bovenarm, één been kaarsrecht, het andere been gebogen met de knie schuin vooruit, de buik ingehouden. Om zijn complete spiegelbeeld te kunnen zien doet hij nóg een stap achteruit. Dat had in hun vorige woning gekund, maar in deze badkamer niet. Hij stoot tegen het toilet achter zich, raakt uit evenwicht en ploft onhandig op de pot.
"Shit" mompelt Otto.
Zittend op het toilet rekt hij zich uit om in de spiegel zijn hoofd te kunnen zien. De tandpasta druipt langs de tandenborstel op zijn stoppelkin. Met zijn wenkbrauwen omhoog, de mondhoeken omlaag, ziet Otto zijn ogen om berusting vragen.
One of these days, denkt Otto. One of these nights, denkt hij er gelijk achteraan. The Eagles. Desperado. Why don't you come to your senses?
Na het ontbijt doet Otto zijn doordeweekse plicht: de hond Serkan uitlaten. Dat vindt hij niet altijd prettig, het beest blaft tegen alles wat hem maar enigszins vreemd voorkomt, wat tot beschamende situaties kan leiden.
"Kort rondje Serkan, het baasje heeft weinig tijd en voelt zich bovendoze niet bien", zegt Otto tegen de hond, die kwispelstaartend bij de achterdeur staat te wachten. Achter in de tuin begint Serkan als een gek te blaffen. "Koest Serkan! Geen kip te zien verdomme, zeker niet in het donker. Waar is dat nou goed voor", probeert Otto tegen beter weten in. Maar Serkan blijft blaffen, naar de maan lijkt wel.
Dan ziet Otto waar de hond tegen tekeer gaat. Er hangt een knalgele ballon in de berk. Weliswaar behoorlijk verschrompeld maar duidelijk een ballon en verdomd, met een kaartje eraan! "Koest Serkan!", dat beest blijft maar blaffen. Om van het geblaf af te zijn laat Otto de hond verder uit om daarna de ballon uit de boom te halen.
Dat ik dit nog mag meemaken, denkt Otto. Hij herinnert zich in zijn jeugd verschillende keren dat hij bij de één of andere gelegenheid, Koninginnedag, een sportdag, of tijdens een vakantiekamp, een ballon met kaart had opgelaten. Hij ziet het door zijn moeder meegegeven trommeltje voor zich, met platgedrukte boterhammen, waarvan de gekleurde muisjes half waren gesmolten en meteen maar doorgelopen naar de pindakaas. In zijn hoofd ruikt Otto de vreemd gemixte zoete geur en voelt hij het heimwee tijdens de vakantiekampen.
Op de kaart aan de ballon schreef je je adres met het verzoek aan de vinder om hem terug te sturen en te vermelden waar en wanneer de ballon was gevonden. Nooit had Otto een kaart teruggekregen, nooit. Op de één of andere manier doet dit hem eraan denken dat hij ook nog nooit voor een opiniepeiling is benaderd. Vreemde banken en verzekeringsmaatschappijen weten hem via de telefoon juist wel te vinden, bij de vleet, de één nog drammeriger dan de ander. En altijd precies onder het avondeten. Tuig is het, denkt Otto.
Wat zou er op deze kaart staan? Waar komt hij vandaan? Van wie? Otto had verhalen gehoord dat zo´n ballon wel 300 kilometer ver kon varen. Het had hem van jongs af aan geïntrigeerd: iemand, liefst in het buitenland, vindt jouw ballon. Als jongen had hij gedacht dat je daar misschien wel een correspondentievriendje aan over kon houden. Bij hem gaan logeren!
Bij terugkomst in de tuin blaft Serkan niet meer tegen de ballon. "Brave hond Serkan, hij is braaf" prijst Otto. Blijkbaar denkt hij het gevaar te hebben bezworen, stom beest. Otto laat de hond het nog slapende huis binnen, geeft hem water en gaat op zoek naar de ladder in de garage. Gewapend met ladder en grashark krijgt hij de ballon naar beneden. Ondertussen houdt Otto angstvallig de rest van de rijtjeshuizen in de gaten, dat niemand hem ziet. Je weet maar nooit, ook al is het nog vroeg en donker. Dat zou weer zoveel uitleg vragen en daar heeft hij geen zin in. Opeens bedenkt hij zich dat zo'n bericht per ballon een soort babbelboxen en internet-chatten avant la lettre was. Op het internet zoek je soms ook contact met wildvreemden, al weet je op het internet wel van tevoren dat contact verzekerd is. Met een ballon niet natuurlijk.
Op de voorkant van de kaart staat een ballon met een kaart afgebeeld. Dit doet Otto denken aan een kunstwerk dat hij ooit in een museum voor moderne kunst had gezien. Een grote dikke rechthoekige stenen plaat lag plat op de vloer, met volgens de catalogus als titel: 'Dit is een grote dikke rechthoekige stenen plaat, met op de onderkant gebeiteld: dit is een grote dikke rechthoekige stenen plaat'.
"Aan de vinder! Ik ben nieuwsgierig naar wie jij bent. Ben jij ook nieuwsgierig naar mij? Kom dan op 20 december naar Amsterdam, Café Lorreinen op de Noordermarkt, om 5 uur ´s middags. Ik zal een ballon dragen, jij ook?"