"Goede morgen" mompelt Otto tegen de wachtende vrouw bij de bushalte. De regen druipt van het afdakje, het is donker. Hij kent de vrouw van gezicht, ze staat er altijd eerder dan hij.
Otto kijkt zo nors mogelijk, in de hoop dat ze geen praatje over het weer met hem begint. Daar heeft hij normaal al een hekel aan, maar zeker om tien over zeven op de maandagochtend. Om praatjes te voorkomen zit hij in de bus ook het liefst in de rij enkele stoelen. Omdat tegen de tijd dat de bus bij de halte komt vaak nog maar één enkele stoel vrij is, wordt Otto dagelijks verscheurd door de innerlijke strijd om te gaan voor de vrije enkele stoel, of om de vrouw voor te laten gaan bij het instappen. Vandaag verliest hij de strijd en loopt naar een dubbele zitplaats. Hij ziet de bekende gezichten, op de bekende plaatsen. Achterin de bus een stel schoolkinderen, voorin een groep gehandicapte mensen op weg naar hun sociale werkplaats. In het middengedeelte kantoor- en winkelpersoneel. Van achter uit de bus stroomt het onnatuurlijke gehis van muziek door de hoofdtelefoons naar voren, terwijl twee puberjongens om het hardst de draak steken met Jantje voorin. De jongens worden aangevuurd door twee gillende te zwaar opgemaakte meiden. Jantje houdt zijn hoofd altijd scheef en kraamt af en toe onbegrijpelijke geluiden uit.
"Jantje, doe 's een olifant na?" schreeuwt één van de jongens.
"Tok tok" brabbelt Jantje.
De meiden gieren het uit van het lachen.
"En nou een kip Jantje en harder graag!" schreeuwt de andere jongen.
"Wwroeff" brult Jantje.
"Zo is het wel weer genoeg geweest daar achterin, laat Jantje met rust" zegt de chauffeur door de intercom, waarop Jantje uit volle borst De Herdertjes Lagen Bij Drachten aanheft. Dit is nieuw voor de jeugd achterin, ze vallen stil. Het hip hop his geluid van hun walkman's valt af en toe samen met de maat die Jantje probeert aan te houden. De banden op het natte asfalt en de motor van de bus doen de rest.
"Zij hadden hun schaapkens geteld." Jantje heeft een prachtige diepe sonore stem als hij zingt.
Otto krijgt tranen in de ogen. Hij zoekt naar woorden om zijn gevoel te beschrijven. Hij komt uit bij Engelse woorden: it's so sad. Waarom brengt dit zijn gevoel beter onder woorden dan het Nederlandse hoe droevig, hoe triest? Zijn het de drie s-en? De o die je wat oprekt, terwijl je je mond groter maakt, het puntje van je bolgemaakte tong naar beneden, waardoor haast automatisch de brok die achter op de tong ligt in de keel schiet? Is het de langgerekte 'è'; van de Engelse a, als een jammerend schaap? De melodie in het zinnetje, laag beginnend en eindigend, met in het midden de beklemtoonde hoge so? De beklemming? Of komt het gewoon doordat hij veel Engelse boeken leest?
Otto komt er niet uit. Hij staart langs zijn buurman door het beslagen raam in het donker naar buiten en dommelt weg op het ritme van het motorgeluid en op het geslinger van de warme bus. In deze toestand springt hij van de ene associatie naar de ander, synchroon met de automatische versnelling van de busmotor, net niet in droomland. Wonderlijk dat je door een raam kan kijken en door water, dommeldenkt Otto. Je kan het aanraken, en er toch doorheen kijken, alsof het niets is. Mij kan je aanraken maar niet doorzien. Lucht is ook gek, springt Otto verder, je ziet het niet, maar je leeft ervan. Licht is de klapper op de vuurpijl, je ziet het licht zelve niet als iets tastbaars, maar door licht kan je de materie waarop het valt wél zien. Je weet pas dat je het licht hebt gezien als het donker is en omgekeerd. Het omgekeerde van glas eigenlijk, dat zie je wel maar toch ook weer niet als je er niet op focust. En hoe zit het dan met emoties? Die zijn net zo iets als licht eigenlijk, je ziet ze niet, je hoort ze niet. Je ziet en hoort alleen wat ze teweeg brengen, zoals Otto's vochtige ogen van daarnet. De herdertjes lagen bij Drachten. Geluid? Otto hoort een explosie en beseft een fractie van een seconde later dat hij de nies hoorde van zijn buurman. De spetters zitten op het raam en glijden kronkelend over de condens naar beneden.
Otto is terug in de werkelijkheid en zit met een ballon in zijn maag. Hij heeft nu wel besloten om de boel geheim te houden, maar hoe legt hij het aan om vrijdag naar Amsterdam te gaan zonder argwaan te wekken? Op de laatste werkdag voor de kerstvakantie? Het kantoor moest maar een eindejaarsdiner aanrichten, bedenkt Otto, zonder partners.