5

Een man gaat zijn boerderij binnen. De boerderij ligt op bijna de hoogste heuvel van de omgeving in Saint-Créac, Frankrijk. De boer heeft net zijn tractor gerepareerd. Hij denkt aan die ochtend toen hij naar buiten ging, de kraakheldere strakblauwe winterlucht. Links-onder de spits van het middeleeuwse kerkje van Mauroux, recht vooruit zag hij het wonder van de besneeuwde Pyreneeën, honderdvijftig kilometer verderop. Hij neemt zich voor om morgen kerstlampjes te kopen en die in de boom voor zijn boerderij te hangen.

Otto in Lorreinen

Ook Café Lorreinen is in kerstsfeer gehuld, maar Otto constateert tevreden dat er geen kerstmuziek wordt gedraaid. Hoewel, toch enigszins, hij herkent het nummer 'Almost cut my hair' van Crosby, Stills, Nash & Young. Jarenlang was dit een nummer dat Otto in de kerstperiode veel draaide vanwege de tekst 'must be 'cause I had the blues for Christmas', om zich te wentelen in zijn eigen kerstblues gevoel. Totdat hij de tekst goed hoorde: 'must be 'cause I had the flu for Christmas' en er dus alleen maar sprake bleek te zijn van een griepje. Sindsdien houdt Otto zich vast aan de tekst uit hetzelfde nummer: 'but I'm not giving in an inch to fear'.

Otto hangt zijn jas aan de kapstok waardoor de luierspeld in zijn broek in volle glorie zichtbaar wordt.

"Je zou een ballon als herkenning dragen, geen luierspeld" hoort Otto naast zich zeggen.

Ondanks de muziek voelt Otto zich wel degelijk een inch toegeven aan angst, hij begint te zweten.

"Heb je het warm? Waar slaat die luierspeld op? Wat wil je drinken?" vraagt de vrouw.

"Eh, een pilsje graag. Ik heb wel iets van een ballon" zegt Otto overrompeld en hij laat zijn dasspeld zien.

"Prima, mooi, ga zitten, dan haal ik je bier."

Otto gaat aan het tafeltje zitten en bekijkt de vrouw die aan de bar het bier bestelt. Een oudere vrouw, een jaar of zeventig, schat Otto. Je kan zien dat ze vroeger bijzonder knap is geweest. Nog steeds is eigenlijk, corrigeert Otto zichzelf. Lang stijl grijs haar dat in een staart tot op haar broekriem valt. Op de haarspeld die de staart bijeen houdt is een ballonfiguur bevestigd. Gekleurde slierten zijn vanaf de ballonspeld door de staart naar beneden gevlochten, net zoals op zijn dasspeld.

Ze komt terug van de bar met in één hand twee glazen bier tussen haar vingers geklemd en in de andere een schaaltje met pinda's.

"Zo, ik heet Do en jij?" Ze gaat zitten.

"Otto" zegt Otto. Hij kijkt Do aan en verdrinkt zowat in Do's grote glanzende kastanjebruine ogen, als zwarte parels in de Stille Oceaan. Met moeite maakt hij zich los van haar blik en ziet haar hoge jukbeenderen, haar brede mond, de prachtige tanden. Het jeugdige kuiltje in haar rechter wang, de ouderdom rond ogen, mond en smalle nek. Ze is nauwelijks opgemaakt. Otto voelt zich tot rust komen, hij vertrouwt haar op slag. Gek genoeg denkt hij ineens aan Maria, die nu wel aan het stofzuigen zal zijn, maar stopt die gedachte.

"Mooi, prima, proost, terzake nu" zegt Do. "Neem een pinda, of hou je niet van pinda's? Als geld geen rol zou spelen, wat zou je dan het liefste doen?"

Wat je noemt terzake, denkt Otto en speurt in zijn hersens naar een antwoord. Ingegeven door een chronisch geldgebrek heeft Otto talloze malen meegedaan aan de Staatsloterij, in de hoop met een paar miljoen in één klap van die zorgen verlost te zijn en te kunnen doen wat hij wilde. Echt nagedacht over wat hij dan zou doen heeft hij echter nooit. In het doolhof van zijn brein hoort Otto het liedje 'op een onbewoond eiland' van Kinderen voor Kinderen dat Marieke de laatste tijd grijs draait.

"Ik zou een onbewoond tropisch eiland kopen, het eiland voorzien van alle gemakken, daar een tijdje alleen gaan wonen om in alle rust, zonder geldzorgen, na te denken over de vragen des levens", zegt Otto.

"Heb je daar geen andere mensen voor nodig dan", vraagt Do. "En hoe zit het met je partner of gezin, of ben je alleenstaand?"

"Tsja, ik heb een vrouw en drie kinderen, die zouden me dan een tijd moeten missen ja, en ik hun natuurlijk, sorry hen. Ik weet het niet. Via internet zou ik met de wereld contact kunnen houden. Waarom vraagt u me dit eigenlijk? Wat zou u doen?"

"Geen ge-u graag, zeg maar jij. Voor mij speelt geld daadwerkelijk geen rol, ik ben schathemelrijk, ik kan doen wat ik wil", zegt Do terwijl ze haar ogen wat vernauwt.

Otto begint te twijfelen aan het vertrouwenwekkende gevoel dat Do bij hem opriep. Wat is dit voor 'n vrouw, is ze wel goed bij d'r hoofd?

"Ja, maar is het nou wel zo verstandig om dat tegen een wildvreemde zoals ik uit de doeken te doen?" zegt Otto.

"Waarom niet? Heb jij slechte dingen in de zin dan?"

"Nee, maar ..."

"Nou dan."

"Ik haal nog wat bier, u, eh, jij ook?" vraagt Otto.

"Vertel eens wat over het idee achter de ballon die u, eh, jij hebt verstuurd" vraagt Otto als hij bij het tafeltje terugkomt met het bier en met een portie ossenworst. "Neem een plakje ossenworst, of hou je niet van ossenworst?"

Do glimlacht.

"Dat is simpel. Nou ja, simpel, laat ik het zo zeggen: met de ouderdom komt de wijsheid. Ik ben erachter gekomen dat ik een groot deel van mijn leven mijn spiegelbeeld heb gevolgd in plaats van andersom. Mijn leven is bepaald door toevalligheden, heb ik laten bepalen door toevalligheden. Dus dacht ik dat het wel eens aardig zou zijn om zelf een toevalligheid te scheppen, zodat mijn spiegelbeeld mij weer volgt in plaats van andersom. Beter laat dan nooit."

"Dus via de ballon ben ik op dit moment eigenlijk jouw toevalligheid, zie ik dat goed Do? En ik ben het niet die hier zit, maar mijn spiegelbeeld?"

"Zo zou je het kunnen zeggen, ja. Maar daar word je dan ook rijkelijk voor beloond. Tenminste, als ik inderdaad besluit om jou mijn toevalligheid te laten zijn."

"Hoe bedoel je?"

"Nou, ik stelde je daarnet niet voor niets de vraag wat je het liefste zou doen als geld geen rol zou spelen."

"Wacht even Do, je zei net dat je zou kunnen besluiten om mij jouw toevalligheid te laten zijn. Dat zal niet gaan, want als je het niet erg vindt heb ik daar zelf het laatste woord in, spiegelbeeld of niet."

"Goed gesproken Otto! Ik mag jou wel, ik begin steeds meer voor jou te voelen, maar ik heb nog een ontmoeting met een andere kandidaat."

"Een andere kandidaat? Kandidaat voor wat?"

"Om een tijdje mijn toevalligheid te mogen zijn. Ik heb meer ballonnen opgelaten. Morgen heb ik de laatste afspraak, maar jij bent tot nu toe de enige die is op komen dagen."

"En gesteld dat ik het word, sorry, dat ik het wil worden, wat houdt dat dan in? Hoeveel van die ballonnen heb je eigenlijk opgelaten, waar vandaan?"

"Vijf stuks, vanaf mijn landgoed in de Ardennen. Als jij het wordt laat ik jou doen wat je net als antwoord gaf op mijn vraag."

"Laat jij mij doen ... dan koop jij een tropisch eiland voor mij en all the rest?"

"Yes sir! Misschien zijn die dingen ook wel te huur trouwens. Neem nog een pinda, of hou je meer van ossenworst? Ik zal nog wat bier halen."

Ze drinkt nog goed door ook, denkt Otto. Hij weet even niet hoe hij het heeft. Spiegelbeelden, een tropisch eiland, de toevalligheid van de oude Do, de luierspeld in zijn broek. En Maria maar denken dat hij met zijn collega's zit te dineren. En Eva maar denken dat hij het enige echte vader-gaat-op-stap-spel speelt. Moet hij Do geloven, of is zij een oude, prettig gestoorde vrouw die op deze manier haar tijd verdrijft?

Do komt terug van de bar met het bier.

"Je weet niet of je me moet geloven hè?, vraagt Do. Weet je, je hebt vast wel iets nodig thuis. Zeg het maar, dan laat ik het morgen bij je bezorgen."

Nu dit weer, denkt Otto. Wat heb ik nodig thuis? Kan mij het schelen denkt hij, laat ik het spel maar meespelen, als het een spel is.

"Een wasmachine zegt Otto, Hij doet raar de laatste tijd. Een computer mag ook, als we dan toch bezig zijn."

"Geregeld", zegt Do, "moet je me wel even je adres geven natuurlijk."

Otto geeft Do zijn visitekaartje.

"Misschien wel handig als ik jouw adres ook heb."

"Hier is mijn emailadres, morgen heb je toch een computer". Do geeft Otto een papiertje met het adres erop.

"Ik heb al wel een computer, maar eentje voor de kinderen is wel handig."

"Des te beter. Laten we het volgende afspreken Otto", zegt Do terwijl ze van het tafeltje opstaat en haar jas pakt.

"Morgen zie ik de andere kandidaat, als die inderdaad verschijnt tenminste. Ik zal je op de vijfentwintigste berichten of ik met jou door wil gaan. Als jij dan de tussentijd gebruikt om na te denken of je mee wilt doen, dan kan jij me dat tegen die tijd laten weten en kan ik eventueel de boel in orde maken."

"Afgesproken", zegt Otto en hij staat ook op. "Dat is op eerste Kerstdag, de vijfentwintigste."

"Op eerste Kerstdag, de groeten aan je vrouw en kinderen."

"Wel thuis", zegt Otto en Do verdwijnt achter de gordijnen die voor de ingang hangen.

Ka-netter denkt Otto. Hij loopt naar de bar voor een glas bier en hoort John Lennon 'So this is Christmas' zingen.



naar volgende hoofdstuk



Last modified at  ÓForceDragon