Het is zaterdagmiddag, de deurbel gaat. Serkan blaft het hele huis bij elkaar. Marieke is het eerst bij de deur. Joris probeert de hond in bedwang te houden, in de keuken begint de fluitketel te gillen, de telefoon rinkelt.
"Papa, papa, er staat een vreemde meneer op de deur!"
Marieke heeft iets met verkeerde voorzetsels.
"Ik heb hem, ik heb hem!" roept Susan, ondertussen met veel kabaal de trap af bonkend richting telefoon. De kinderen maken er van jongs af aan een sport van om als eerste de telefoon aan te nemen en doen dan ondertussen een wedstrijd wie er het meeste lawaai op de trap kan maken.
Ondertussen komt buurvrouw Caren via de achterdeur naar binnen, bekijkt het turbulente tafereel en roept lachend: "iemand thuis?" Ze draait het gas onder de fluitketel uit. "Is dat voor thee, alles okido?"
'Het zal niet waar zijn', denkt Otto. Afgelopen nacht heeft hij uiteindelijk het hele verhaal aan Maria verteld, nadat ze Joris met enige moeite naar bed hadden gewerkt. Maria is nu boodschappen aan het doen. Ze hebben elkaar vandaag een veel te zakelijk goede morgen gewenst en verder alleen het hoog nodige uitgewisseld. Otto weet niet goed wat Maria nu eigenlijk denkt. Hij vermoedt dat ze hem het voordeel van de twijfel geeft over het waarheidsgehalte van zijn verhaal, maar dat hij het voor haar geheim heeft gehouden vindt ze onvergeeflijk, denkt hij.
"Ka-netter" roept Otto, "koest Caren, in je mand, eh Serkan bedoel ik." Otto loopt naar de deur.
"Waf" blaft Caren.
"Een bestelling voor De Haan", zegt de man aan de deur, "klopt dat?"
"Nou ik heet De Haas, dus dat kan wel kloppen" antwoordt Otto.
"Papa, oma aan de telefoon!" roept Susan.
"Zeg maar dat mama boodschappen doet."
"Maar ze wil jou!"
"Waar liggen de theezakjes?", vraagt Caren.
"Zeg maar dat ik terugbel."
"In het theezakkenkastje", roept Joris.
Otto kijkt de besteller weer aan met een om begrip vragend lachje in de ogen. Er blinken zweetdruppeltjes op Otto's hoofd. Otto veegt ze met de achterkant van zijn hand weg. Hij snuift.
"Wat brengt u aan ons toe?" vraagt Marieke. Otto legt een arm om het kleine meisje.
De man glimlacht naar haar.
"Een boel dozen."
Marieke rent naar Joris die bezig is de nog steeds blaffende Serkan naar de achtertuin te trekken.
"Joris, Joris! We krijgen een boeldozer! Kom! Kijk!"
"Eh juist, moet ik ergens tekenen?" vraagt Otto.
De bezorger draagt de ene na de andere doos naar binnen.
"Moeten we de boeldozer zelf op elkaar zetten?" vraagt Marieke. Iedereen staat om de dozen heen.
"Ín elkaar Marieke" zegt Otto, "en het is geen bulldozer maar een computer en een wasmachine."
"Hoi!"
"Zo, er is thee" zegt Caren. "Heb je de staatsloterij gewonnen of zo?"
"Nee, ik ga naar een onbewoond eiland toe", flapt Otto eruit.