14

De jonge vrouw is vroeg opgestaan. Om zeven uur fietst ze naar haar werk. Het is stil op straat; door de rioolput onder haar fiets hoort ze het afvalwater spoelen, met de stront en de pis van de ontwakende stad. De vogels kwetteren, de zon breekt door de wolken. Ze heeft zin in deze dag, ze gaat op de pedalen staan en danst de heuvel op, naar kantoor.

Do

Otto staat op om naar het toilet te gaan, het is midden in de nacht. Op het toilet zittend beseft hij dat hij bezig was aan een nare droom. Op de achtergrond hoort hij de golven op Baie Blanche breken terwijl hij het vage droombeeld voor zich op ziet doemen van een man in zwembroek tegen een blauw-zwarte achtergrond met in de ene hand een ding dat lijkt op het keramieke geval dat hij een tijdje terug tussen de rotsen had gevonden en in de andere hand een revolver. Otto ziet dit beeld met zijn ogen open. Hij gelooft dat wat hij nu ziet een herinnering is aan wat hij gedroomd heeft, maar zeker weten doet hij dat niet. De droom doet hem denken aan het incident een paar weken terug met die Hollanders op het strand. Nu hij het toiletpapier moet pakken ziet hij de verjaardagskalender die hij tegen de toiletdeur heeft opgehangen. Merkwaardig dat je met open ogen kunt schakelen tussen beelden in je hoofd en de realiteit buiten jezelf denkt Otto. En dat terwijl het beeld van de werkelijkheid op het netvlies van je ogen blijft staan.

Werkelijkheid, realiteit. De werkelijkheid buiten jezelf. Otto kijkt op zijn horloge; het is één uur. In Nederland is het zeven uur in de ochtend. Mensen staan op, gaan naar hun werk. Maria zal onder de douche staan. Een tinteling voert door Otto's lichaam.

Otto gaat terug naar bed. Hij ligt onder slechts een laken; boven het muggengaas zoeft de grote propeller lucht naar hem toe. Hij draait zich op zijn zij, doet zijn ogen dicht en ziet het droombeeld weer voor zich dat hij op het toilet zag, de revolver in de hand. Sinds hij definitief gestopt is met roken houdt Otto zich meer met de dood bezig dan voorheen. Otto gaat op zijn rug liggen en kijkt naar de draaiende propeller. Als het bewustzijn in een lichaam een manipuleerbare reflectie is van iets anders, een soort straling, dan zal bij het afsterven van het lichaam de straling blijven. Als een radio kapot gaat doven de radiogolven niet. Die radio kan alleen niet meer afstemmen op één van de in oneindige overvloed aanwezige frequenties, de golven niet meer interpreteren, niet meer hard of zacht zetten, de toonhoogte niet meer regelen. Je bent dat wat je voelt en uitstraalt. Bij een radio is het geluid dat het voortbrengt in het apparaat zelf niet vindbaar, wel de daarvoor benodigde elektrische spanning. Het grote verschil tussen apparaat en mens zit hem erin dat de bediening bij het apparaat van buitenaf plaatsvindt en bij levende wezens van binnen. Otto vraagt zich af of iemand anders deze vergelijking ooit al eens heeft gemaakt.

De radiostraling voert Otto tot de associatie dat de volgende ochtend Blue Eyes komt met de bevoorrading, waaronder hopelijk de computerapparatuur en een satellietschotel zodat hij gemakkelijker contacten via internet kan onderhouden met de buitenwereld, de werkelijkheid buiten Tintamarre. Terwijl Otto zich bedenkt dat hij moet proberen te onthouden wat hij dacht over het lichaam als een soort radio-ontvanger voor het bewustzijn, valt hij in slaap.

Na het ontbijt hoort Otto het gepruttel van de sloep van Blue Eyes. Lopend naar het strand ziet hij in de boot naast Blue Eyes nog een gestalte. Als de figuur Otto in het vizier krijgt volgt er een druk gezwaai en geroep.

"Joehoe, Otto, joehoe, ik ben het, Do-ho, joehoe!"

'Ka-netter' denkt Otto en ook hij begint te zwaaien en te roepen.

"Do, wat leuk je te zien, waar kom je vandaan?" Een beetje een stomme vraag bedenkt Otto terwijl hij hem roept. Ondertussen manoeuvreert Blue Eyes de boot op het strand en draagt ook hij bij aan het begroetingsritueel.

"Hey man, hi Dutchie, you okay? Got nice stuff for you man!"

Het Engelse 'man' spreekt hij meer uit als 'mon' dan als 'men'. Blue Eyes woont aan de Franse kant van Sint Maarten. Hij heet Michel, maar Otto noemt hem Blue Eyes. Hij heeft een gematigd bruine huidskleur en knal blauw-groene ogen die helemaal niet bij de huidskleur passen vindt Otto.

Idioot eigenlijk hoe je zelfs op het gebied van de kleur van de ogen blijkbaar een blank-zwart onderscheid maakt, denkt Otto. Blauwe ogen horen bij blanke mensen. Is de behoefte aan veiligheid en geborgenheid zo groot dat dergelijke zaken in hokjes ingedeeld moeten worden? Sinds Otto in de Cariben toeft is hem eigenlijk pas opgevallen hoeveel verschillende huidskleuren bruin bestaan. Van bijna echt zwart donkerpaars bruin, tot bijna blank licht bruin. Tegelijk heeft Otto bij zichzelf bespeurd dat hij hier veel vrijer naar donkere mensen kijkt dan in Nederland. In de Cariben is de donker gekleurde mens in de meerderheid. Je kan hier naar donkere mensen kijken zonder dat je het idee hebt dat je naar die persoon kijkt omdat hij donker is, maar gewoon omdat hij toevallig ook over straat loopt. Zonder dat je het idee hebt dat de donkere persoon denkt dat je naar hem kijkt omdat hij opvalt door zijn huidskleur en dat je hem daarmee zou discrimineren, of dat je daarom in ieder geval kijkt met een soort misplaatst schuldgevoel. Hoe onvrij we zijn, hoe onvrij ik ben, denkt Otto.

Op het strand zwaaien Do en Otto Blue Eyes uit, nadat ze alle spullen naar Otto's huis hebben gebracht. De achtersteven van de sloep zakt diep in het water als Blue Eyes vol gas planeert richting Sint Maarten.

"Er is iets met die man", zegt Do, "ik weet niet wat."

"Zijn ogen", zegt Otto, "het zijn z'n ogen, die zijn knal blauw-groen."

"Ja dat heb ik gezien, prachtig kleurt dat bij zijn huid. Nee, het is iets anders."

"Zijn uitspraak van het Engels?" probeert Otto, en hij bedenkt zich dat Do een veel vrijere geest tentoonspreidt dan hij doet. "Niks gek die ogen, ze kleuren prachtig bij de huid" had ze gezegd, en zo is het ook. Het is precies wat hem de eerste keer in Lorreinen aan haar trof: haar vrije geest, haar vrijheid van handelen, zonder anderen tekort te doen. Maar nu dringt dat pas tot hem door.

"Hij straalt vrijheid uit", zegt Do.


naar volgende hoofdstuk



Last modified:  ÓForceDragon