Het is zondag; het industrieterrein ligt er verlaten bij. Het stormt, het heeft net geregend, het asfalt glimt alsof het is vernist. Er loopt een man met zijn hond. In een plas op het wegdek ziet de hond het gebroken spiegelbeeld van een vlaggenmast. De hijslijn klappert tegen de aluminium mast. Ting..ting..tingtingting...zjingting..tingtingzjing..ting...tingzing...tingtingting.
Besluit
Het vliegtuig maakt een zingzoemend geluid. Otto kijkt uit het raam. 'Ka-netter', denkt Otto, 'wat is de wereld toch prachtig vanuit een vliegtuig'. Het watten wolkendek schuift gestaag onder het vliegtuig door, aan de horizon oranje-roze aangelicht door de ondergaande zon tegen de hemelsblauwe lucht. 'Hemelsblauw, is dat eigenlijk geen pleonasme', vraagt Otto zich af. 'Prachtig, prachtig in ieder geval, kijk mij nou weer genieten'.
Het kleurenpalet aan de horizon doet Otto denken aan de schilder Joseph Mallord William Turner, de Rembrandt van Engeland die leefde rond het jaar 1800 en als één van de eerste kunstenaars niet de getrouwe verbeelding van de werkelijkheid voorop stelde, maar de emoties die de werkelijkheid teweeg brengt. Otto is een grote fan van Turner, hij schilderde de eerste stoomtreinen in Engeland, bijvoorbeeld in het werk 'Rain, Steam and Speed'. Hoe zou Turner Otto's uitzicht vanuit het vliegtuig boven het wolkendek geschilderd hebben met de ondergaande zon aan de einder?
De vrouw naast Otto legt haar elleboog op de armsteun, tegen Otto's arm aan. 'Daar heb je nou zo iets', denkt Otto, 'de kleine vraagstukken des levens: wat doe ik, haal ik mijn arm weg of laat ik de warmte van de vrouw's arm tot mij komen?' De vrouw is best aantrekkelijk, half lang donker haar, slank, en ze kwam wat uitdagend-chaotisch op Otto over toen ze naast hem kwam zitten. Een type waar Otto op valt. Otto ziet Maria thuis voor zich en haalt zijn arm weg.
Het mysterieuze voorwerp dat Otto gevonden had zit in zijn bagage. Otto vermoedt dat het een soort steen van Rosetta is waarmee ooit de Egyptische hiërogliefen zijn ontcijferd. Hij zou dan de Steen van Otto hebben gevonden, geinig. De vraag is dan wel wat hier de hiërogliefen zijn. Of bevat het voorwerp de hiërogliefen en moeten we de steen van Rosetta nog vinden? Otto zal de steen aan de wetenschap geven om het uit te zoeken.
Otto verheugt zich op het weerzien met Maria en de kinderen op Schiphol. Het afscheid van Do was warm geweest. Het afscheid van het eiland daarentegen behoorlijk abrupt. Do had Otto aangehoord en had besloten dat het genoeg was geweest. Ze had nieuwe ballonnen het luchtruim laten kiezen voor een nieuwe gast.
Do had de gedachten van Otto over de volgens hem onzinnige vraag over leven na de dood en over het niets interessant gevonden, maar had Otto wel gevraagd wat nou de levensvraag was die Otto zich dan wél stelde. Waarop Otto op dat moment moest bekennen dat hij daar nog niet helemaal uit was.
"De vraag heeft in ieder geval met het doel van het leven te maken", had Otto gezegd. "Met mijn speurtocht naar de kern van mijzelf, ons eigenlijke zijn, mijn wezen, mijn ziel, of hoe je het ook wilt noemen".
"Dat lijken twee vragen", zei Do, "waarop het antwoord misschien wel gelijkluidend is". 'Ja, ja', had Otto gedacht, 'volgens mij komt Do nu op toeren'. En jawel.
"Zie de speurtocht naar de zin van het bestaan als een zoektocht in het oneindig grote bos naar die ene kleine plek, de laar, de oase van licht, de bron van het bestaan. De mens kapt zich een ongeluk een weg door het bos, verwondt zich onderweg en maakt misschien met wat mede-speurneuzen ook leuke dingen mee. Maar weet je, Otto, misschien draagt de mens dat licht al die tijd wel bij zich".
Otto huivert in het vliegtuig als hij aan dit moment terugdenkt. Hij legt zijn elleboog terug op de armsteun waar de arm van de vrouw nog ligt. Zij trekt haar arm niet terug, maar Otto staat daar nu niet bij stil. Otto denkt terug aan het gesprek toen met Do.
"Do", zei Otto, "ik bedacht me onlangs, hier op dit eiland, dat het bewustzijn van de mens een reflectie kan zijn van een soort straling, dat het lichaam als radio functioneert die zijn unieke straling opvangt. Ik bedenk me nu dat die straling dan natuurlijk een zender heeft, een bron. Wat nu als het licht dat de mens zoekt, zijn eigen straling is en de bron ervan de lichtoase in het bos is die we zoeken?"
"Ga door!", zegt Do en Otto vervolgt.
"Dat geploeter van de mens naar het licht, daar moeten we mee kappen. We moeten gewoon zo goed mogelijk, met zo weinig mogelijk angst, proberen om te gaan met de werkelijkheid waarin we ons bevinden en proberen om van het leven zo veel mogelijk te genieten, zonder anderen in de weg te zitten en om anderen mee te laten genieten. En om, als het even kan, de werkelijkheid een duw in de goede richting te geven. Met alles wat we doen en zeggen hebben we invloed, hoe klein ook. Denk aan de slag van een vlindervleugel die uiteindelijk ergens een storm kan veroorzaken. Als je de straling naar de radio vervangt door muziek die met die straling wordt overgebracht, dan is de kern van de mens dus eigenlijk een muziekstuk, een liedje!"
"Hier is je ticket terug naar huis", zei Do.
In het vliegtuig pakt Otto zijn agenda, en schrijft op een leeg blaadje een gedicht.
Voor Maria
Het lied dat je bent Maria
Heeft altijd bestaan
Jij klinkt en klatert
Als mens geworden lied
Zing het leven lieverd
Leer mij zingen met het hart